920.
4 december. –
Heden heeft Jezus zijn lering op de berg voortgezet en
pas nu is Hij met de tweede der acht zaligheden
begonnen.
Maria, Maria van Kleofas, Maroni van Naïm en alle apostelen
waren er tegenwoordig. De H. Vrouwen vertrokken vroeger.
Later zag ik Jezus met de apostelen en leerlingen terug naar het
Meer gaan.
Hij onderrichtte hen over hun roeping en zei in dit
verband: “Gij zijt het licht van de wereld.”
Voorts sprak Hij over de stad op de berg, het licht op
de kandelaar, het vervullen van de Wet (Mt. 5, 13-20).
Toen zij van wal staken, bleef Jezus nog achter met
twee minder bekende leerlingen, die hij onderwees en
voer nadien naar Betsaïda over en nam er zijn intrek in het huis
van Andreas.
De Moeder Gods reist morgen met Maroni van Naïm en haar
zoon en Maria van Kleofas naar Kana. Jezus sprak nog met
haar en de andere H. Vrouwen met het oog op hun
afreis.
Magdalena hervallen.
Onder tranen van droefheid spraken zij ook over de terugval van
Magdalena in haar buitensporigheden en zij vroegen Jezus of het
niet raadzaam was iemand tot haar te zenden. Jezus beval hun
het geduld aan.
Ik heb inderdaad gezien dat de duivelen door haar herval een
groter macht over haar bekomen hebben; zij krijgt nu ook
menigvuldiger stuipen en kramptrekkingen. Satan valt haar nu
Fascikel 20
1672
|