en schriftgeleerden zat te onderwijzen, liep vol
mensen. Ook te voren waren reeds vele zieken
genezen en vele van hen door een eenvoudige
aanraking van Jezus.
923.
In zijn leerrede tot de Farizeeën sprak Hij ondermeer
over de 10 geboden en Hij beschuldigde hen dat zij
deze slechts naar de letter uitlegden. Hij haalde een
passage aan die ook in de evangelische bergrede
voorkomt: “Gij hebt gehoord dat tot de ouden gezegd
is: gij zult niet doden.”, en dan promulgeerde
(= afkondigen, uitvaardigen, verbreiden) Hij zijn
leer dat men ongelijk moet vergeven en zijn vijand
moet beminnen.
Zij waren juist volop bezig met daarover te redetwisten, toen
opeens boven de zaal op het dakterras een groot gerucht werd
gehoord en spoedig daarop een jichtlijder op zijn bed met twee
touwen door het gewone dakluik midden in de vergadering vóór
de voeten van Jezus werd neergelaten door vier mannen, die
riepen: “Heer! ontferm U over een arme zieke!”
Deze mensen hadden reeds een hele tijd geprobeerd om met de
zieke door het gedrang te geraken, maar te vergeefs. Eindelijk
waren zij langs de trap, die van buiten tegen het huis
aangemetseld was, op het dak boven de zaal gestegen, hadden dan
koorden gehaald, de luiken van de dakopening los geduwd en de
zieke naar beneden laten zinken. Hierdoor was het dispuut
opeens onderbroken. Alle ogen waren gevestigd op de zieke, die
tussen hen nederdaalde. De Farizeeën waren hogelijk
verontwaardigd; dit scheen hun op zijn minst een onbeschoftheid,
aanmatiging en onbeschaamdheid. Jezus integendeel
verheugde zich over het geloof van die mensen, trad
op de roerloze zieke toe en zei: “Wees getroost, mijn
zoon, uw zonden zijn u vergeven!”
Fascikel 20
1677
|