background image
Verlossing van 2 razende bezetenen. – Hun
duivelen, een legioen, varen in een kudde van
2.000 varkens, die verdrinken in het Meer.
(Mt. 8, 2-34; Mk. 8, 1-17; Lk. 8, 26-37).
Nu volgt een zeer wonderbaar verhaal; maar ook wonderbaar is het 
feit hoe in het verhaal van onze zienster alle bijzonderheden der 3 
evangelieverhalen treffend tot hun recht komen.  
937.
11 december. –
Jezus heeft deze nacht met de leerlingen op het schip van Petrus
geslapen. Toen Hij ‘s morgens aan land trad en langs de oever
ging, kwamen verscheidene bezetenen tot Hem; Hij legde hun
de handen op en genas hen.
Ik hoorde dat de inlanders hier dikwijls met allerlei afschuwelijke
toverbedoelingen van een kruid aten, dat hier in de bergengte en
op de bergen overvloedig groeit; zij werden er door bedwelmd,
waanzinnig, ontuchtig en vielen in kramptrekkingen. (Hierover
verder een belangrijke nota). Daar groeide echter ook een ander
kruid, dat zij dan tot tegengift gebruikten, maar dit wilde nu sedert
enige tijd niet meer helpen, zodat zij aan de uiterste ellende
overgeleverd waren. (Waarschijnlijk bleef dit tegengift zonder
uitwerksel in hen wier kwaal te ver gevorderd was.)
Het gewest van de Gergesenen is een strook land van ongeveer 5
uren lang en een half uur breed, hier iets meer, daar iets minder;
het dankt zijn samenhorigheid en afscheiding van andere
gewesten aan de geschiedenis en de aard van zijn bewoners, die
absoluut niet deugen; het begint in het zuiden hij de bergengte
(boven vermeld), tussen Dalmanoeta en Magdala, de bergengte
inbegrepen, en behelst met de steden Gergesa en Gerasa, waarmee
het eindigt, tien vlekken, die gedeeltelijk dorpen zijn.
Fascikel 20
1711