In een hoger gewest zag ik reeds, terwijl Jezus naderde, twee
woedende, razende, gans naakte mensen met losse, verward
vliegende haren, her- en derwaarts rennen; zij sloegen elkander
met grote stenen en wierpen ze elkander ook na. Nu renden zij in
grafspelonken, die daar waren, dan stormden zij er weer uit en
wierpen naar elkaar en sloegen mekaar met doodsbeenderen; zij
schreeuwden afgrijselijk en waren als betoverd of bezworen, want
zij vluchtten niet weg, maar kwamen gedurig nader tot Jezus.
Toen zij nu op een zekere afstand achter hagen en rotsblokken iets
hoger vóór Hem stonden, raasden zij ontzettend en riepen: “Komt
bij, gij krachten, gij machten, komt helpen. Er nadert een sterkere
dan wij!”
Jezus hief nu zijn hand naar hen omhoog en gebood
hun zich neer te leggen. Toen vielen zij plat op hun
aangezicht, en ik voelde dat Jezus dit eerbaarheidshalve
zo wilde ter oorzake van hun naaktheid (Lk. 8, 27).
Doch zij richtten nog hun hoofd omhoog en riepen afgrijselijk:
“Jezus! Gij, Zoon van God, van de Allerhoogste! wat hebben wij
met U te maken? Waartoe zijt Gij gekomen? Om ons vóór de tijd
te kwellen?469 Wij bezweren U bij God, dit niet te doen en ons
niet te kwellen.”
469 Om ons vóór de tijd te kwellen. – Zo spreken ook de bezetenen in het
Evangelie (Mt. 8, 29).
Dit woord krijgt een zinrijke betekenis uit andere openbaringen van K.
Er bestaan nl. gevallen geesten die nog niet volkomen duivel zouden
zijn, d.i. die nog niet de straffen der hel zouden ondergaan, maar op
aarde of in de lucht verblijven (‘in woeste plaatsen’, zoals Jezus zegt, of
‘in de lucht of op planeten’, ‘in coelestibus’ volgens een woord van Paulus).
Wel verduren zij straf, maar pas aan het einde van de wereld zullen zij
hun straf volledig ontvangen.
Misschien betrekt zich op deze waarheid ook het woord van Paulus:
“Weet gij dan niet dat wij de engelen zullen vonnissen?”
Fascikel 20
1720
|