Eerste wandeling van Jezus op het Meer.
946.
Het was reeds volslagen donker, toen ik Jezus in een rechte
richting op het Meer zag voort wandelen. Hij bevond zich
ongeveer tegenover Tiberias, oostelijker dan het midden van het
Meer en scheen op een aanzienlijke afstand voorbij het schip van
de leerlingen te willen gaan. Er gierde een geweldige tegenwind
en de leerlingen roeiden met verbeten inspanning. Toen zagen zij
de gestalte en waren verschrikt en wisten niet of Hij het was dan
wel zijn geest, en luidop schreeuwden zij het uit van vrees.
Maar Jezus sprak: “Hebt geen vrees, Ik ben het!”
Toen riep Petrus terug: “Heer, indien Gij het zijt, gebied mij op
het water tot U te komen!”
En Jezus wedervoer: “Kom!”
En Petrus steeg in zijn ijver langs het laddertje uit het schip en
snelde een zeer kort eind ver over de opgezweepte golven naar
Jezus, als over vaste grond; hij scheen mij er over te zweven, want
het steigerende water hinderde hem niet. Maar zodra hij zich
verwonderde en meer aan het water, de wind en de baren dacht
dan aan het woord van Jezus, kreeg hij angst en begon te zinken.
In zijn vrees riep hij uit: “Heer, red mij!” en hij zonk wel tot aan
de borst, maar hij hield zijn arm boven het water naar Jezus
uitgestrekt.
Jezus was nu reeds dicht bij hem en hem bij de hand vattend, zei
Hij: “Gij zwakgelovige! waarom twijfelt gij?”
Nu waren zij bij het schip, stegen er in en Jezus verweet hem
en ook de anderen hun vrees473. De wind ging aanstonds
liggen en zij voeren naar Betsaïda.
473 Dit wandelen van Jezus en Petrus op het Meer bleef onvermeld in het
Evangelie, dat meestal gelijke gebeurtenissen en wonderen slechts één keer
Fascikel 21
1735
|