tot last en van het nodige voorzien zouden zijn. Hierdoor wilde
Hij de Farizeeën de mogelijkheid ontnemen Hem en zijn
leerlingen te beschuldigen.
953.
Jezus was vóór het einde van de sabbat nog in het huis naast de
poort; Hij onderrichtte het volk voortdurend over de
acht zaligheden en herhaalde veel van het reeds
gezegde. Hij heeft tot nog toe slechts vier van de acht
zaligheden uitgelegd.
Hij hield heden de zaligheid voor: “zalig zij die arm
van geest zijn”, en Hij had in zijn lering de Farizeeën
op het oog. Ook de vrouwen aanhoorden zijn lering.
Verkeerde aanhangers.
Ondertussen waren vele Gergesenen overgekomen en onder hen
waren vele armen, die met Hem verlangden mee te trekken. De
beweegreden van de meesten die toch maar arme rondzwervers
waren, was dat zij geloofden bij Hem altijd volop het nodige te
hebben. Zij spraken ook dikwijls van zijn rijk, of Hij het niet
welhaast in bezit zou nemen? Ook zij waren onverbeterlijk
dezelfde mening toegedaan dat Hij het koningschap zou
bemachtigen en nu binnenkort, ongeveer gelijk Saül of David,
gezalfd zou worden, het Rijk van Israël ontvangen en te
Jeruzalem zijn troon bestijgen; zij spiegelden zich voor dat zij dan
als zijn aanhangers deel aan zijn macht zouden hebben.
Jezus sprak met deze Oostjordaanlanders en zei hun
naar huis te gaan, boetvaardigheid te doen, de
wetten te onderhouden en hetgeen zij van Hem
gehoord en geleerd hadden, in praktijk te brengen.
Hij verklaarde hun dat zijn rijk anders was dan zij
het zich voorstelden en dat het geen zondaars kon
Fascikel 21
1759
|