background image
958.
In de synagoge sprak Jezus over het gebed en de
Messias en zegde: “Hij is reeds gekomen en onder u;
gij leeft in zijn tijd, meer nog Ik verkondig zijn leer!”
Hij sprak van het aanbidden van God in de Geest en
in de Waarheid, en ik voelde dat Hij ook hier weerom
het aanbidden bedoelde van God in de H. Geest en in
Jezus Christus, want HIJ is de Waarheid, de ware God,
de levende God, de vleesgeworden God, de Zoon
ontvangen uit de H. Geest (cfr. Joa. 4, 24).
De leraars zeiden hierop zeer vriendelijk tot Hem: “Wees zo goed,
toch eens duidelijk en onverbloemd te zeggen Wie Gij zijt, van
wie Gij afkomstig zijt! Zijn dan uw ouders niet uw ouders? uw
verwanten niet uw verwanten? Zeg toch duidelijk of Gij zelf de
Messias, de Zoon van God zijt? Het ware toch goed dat de
schriftgeleerden een juist inzicht hadden en wisten waaraan zich
te houden; zij zijn trouwens de voorlichters van het volk en het
ware goed, indien zij met zekerheid wisten WIE zij in U
voorhanden hebben.” Zo drongen zij aan op duidelijke taal!
Jezus echter ontweek een vierkant antwoord en zei
onrechtstreeks: “Moest Ik zeggen “Ik ben het”, gij
zoudt dit niet aannemen en opwerpen “Hij is de zoon
van DIE mensen!” Gij moet niet naar mijn herkomst
vragen, gij moet maar mijn uitspraken, leer en
handelingen nagaan (en er de gevolgtrekkingen uit
afleiden). Wie de wil van de Vader vervult, is de Zoon
van de Vader, want de Zoon is in de Vader en de
Vader is in de Zoon en wie de wil van de Zoon vervult,
vervult de wil van de vader.”
Over dit verheven onderwerp en over het gebed sprak
Hij zo verrukkelijk en meeslepend, dat velen uitriepen
“Heer! Gij zijt de Christus! Gij zijt de Waarheid!”, zich
neerwierpen en Hem wilden aanbidden. Maar Jezus zei
Fascikel 21
1771