Hannaton en Neah moet liggen, meenden wij het even ten
zuidzuidwesten van Safed te moeten leggen, zie VOORREDE, nr.
9).
Ongeveer een half uur van Betanat kwam Hem op de weg reeds
een blinde tegemoet, die door twee lieve knaapjes geleid werd; zij
droegen gele korte kleedjes en hoeden die van bast gevlochten
waren, als schermen tegen de zon; het waren levietenkinderen.
De man was oud en van een hoger stand; hij had reeds lang op
Jezus gehoopt; hij liep Hem tegemoet, zodra zijn geleidertjes Hem
in het zicht gekregen hadden, en hij riep reeds van verre: “Jezus,
Zoon van David! help mij, erbarm U over mij!” En bij Jezus
gekomen wierp hij zich op de grond en zei: “Heer, Gij zult mij
vast het licht weergeven. Reeds zolang heb ik naar U verlangd,
reeds zolang heb ik het inwendig gevoeld dat Gij mij zoudt
komen genezen!”
Jezus antwoordde: “Indien gij het gelooft, zo
geschiede naar uw geloof!” En Hij ging met hem
naar een waterbron in het bos en beval hem zijn
ogen te wassen. De ogen van de man waren met gans zijn
voorhoofd verzworen en met één korst bedekt, doch zodra hij zich
gewassen had, vielen de schubben van zijn ogen en Jezus
zalfde ze met olie en zo ook zijn voorhoofd en slapen.
En nu was de man weer ziende en dankte Jezus en Deze
zegende ook de beide knaapjes en voorzegde dat zij
eens het woord van God zouden verkondigen.
Nu naderden zij de stad, waarvóór de apostelen en meerdere
leerlingen zich weer met Jezus verenigden. Hier waren ook vele
mensen uit de stad verzameld; en toen zij de blinde ziende terug
zagen komen, was de vreugd overgroot.
Fascikel 21
1773
|