background image
Terwijl Hij met hen op deze manier in twist was, kwamen de 7 of
8 gewezen melaatsen die Hij gisteren genezen had (nr. 961,
midden), uit Elkeza hier aan om zich, volgens zijn bevel, aan de
priesters ter bezichtiging voor te stellen en Jezus zei: “Daar
ziet Gij hoe Ik de Wet nakom. Ik beval die mensen
vóór u te verschijnen, hoewel zij er niet toe gehouden
waren; er niet toe gehouden, zeg Ik, omdat zij
wonderbaar en niet door menselijke geneesmiddelen
genezen en rein zijn geworden.”
(Te vergelijken met: “Wat God rein heeft verklaard,
mag een mens niet langer onrein noemen.”, Hand. 10,
15. Jezus is God en priester, heeft alle macht; Hij heeft
de melaatse rein gemaakt en rein verklaard.
Aan de geest en letter van de Wet is voldaan.)
Dit samentreffen was voor de Farizeeën een steek in het hart en
zij gingen die mensen onderzoeken. Bij zulken (miraculeus
genezenen?) werd alleen de borst nagezien, en als deze rein was,
waren zij geheel rein (werden als geheel rein beschouwd).
Verbaasd en verbitterd zagen de Farizeeën zich genoodzaakt hen
vrij te spreken.
965.
Jezus leerde in de synagoge, buiten de sabbatlezing,
uit het 1e boek van Mozes en het 1e der Koningen, ook
over de 10 geboden en Hij legde de nadruk op
verschillende punten, waarbij zich de Farizeeën en
Sadduceeën, ieder voor zich, heimelijk getroffen voelden.
Deuteronomium (1,1-34,12)
Terugblik van Mozes (1,1-3,29)
Mozes vermaant het volk Gods wet te onderhouden (4,1-40)
Aanwijzing van vrijsteden in het Overjordaanse (4,41-43)
Inleiding tot de rede van Mozes (4,44-49)
Herinnering aan de wetgeving op de Sinai (5,1-33)
De liefde tot God het grote gebod (6,1-25)
Verhouding tot de inwoners van Kanaän (7,1-26)
Gods weldaden vragen dankbaarheid (8,1-20)
Waarschuwing tegen eigengerechtigheid (9,1-10,11)
Fascikel 21
1786