background image
‘s Middags zag ik dat Jezus de apostelen en leerlingen alleen aan
de voet van de berg rondom zich verzamelde. Hij zond hen
uit, ter uitzondering van Petrus en Joannes en enige
leerlingen die bij hem moesten blijven; zij moesten op
drie wegen twee en twee gaan (cfr. Lk. 10, 1),
-
een groep door het Jordaandal,
-
de 2e groep door het dal (Esdrelon en Arrabeh of
Dotan) naar de stad Dotan toe, en
-
de 3e groep aan de westzijde van het land (door de
kust- of Saronvlakte) naar Jeruzalem toe.
Hier heb ik Jezus horen zeggen: zij moesten reizen
zonder geld, zonder reiszak en slechts van één kleed
voorzien; zij mochten een gaanstok gebruiken, hun
kleed opschorten en moesten tot de verloren schapen
van Israël gaan (Mt. 10, 5-6), maar niet tot de
heidenen en Samaritanen.
Hij gaf hun richtlijnen, hoe zij zich in de huizen
moesten gedragen, hoe zij boetvaardigheid moesten
preken en (in de steden waarin men hen niet
ontving), het stof van hun voeten moesten schudden
(Mt. 10, 9; Mk. 6, 10-11; Lk. 9 en 10). Dit geschiedde omdat zij
naar een vijandige provincie van het land gingen, en omdat, nu het
einde van Joannes naderde, de vervolging ook tegen hen
gericht zou zijn.
Hier in de omstreken waren vele herbergen voor hen ingericht;
daarom hadden zij geen geld nodig (fasc. 14, nr. 535, voetnoot
254). Maar de apostelen die in Opper-Galilea en verder aan gene
zijde uitgezonden werden, hadden enig geld, doch zeer matig
ontvangen510.
510 Anderen hadden evenwel wat geld ontvangen. – Hieruit blijkt dat Jezus’
uitspraken niet altijd en niet onvoorwaardelijk letterlijk te verstaan en na te
komen zijn; men moet rekening houden met de omstandigheden waarin ze
Fascikel 21
1862