| 
 Verscheidene burgers uit Soenem vergezelden Hem, ondermeer 
een man die reeds eenmaal tot Hem gekomen was, toen Hij nl. de 
laatste maal van Samaria naar Galilea trok. In de herberg, niet ver 
van Endor (juister: te Foeleh, 3 km ten westen van Soenem, zie 
fasc. 19, nr. 820, voetnoot 409) was die man tot Hem gekomen, 
Hem smekend met hem naar Soenem mee te willen gaan om zijn 
zieke zoon te genezen. Deze man bad Jezus heden weer hierom 
en nu ging Jezus met hem mee. 
Ik heb vergeten te zeggen dat die 2 half bezeten vrouwen 
van Gat-Hefer Jezus hierheen naar zijn 
bergprediking gevolgd zijn en dat Hij ze door 
handoplegging genezen heeft. (Over deze vrouwen, reeds 
ter sprake gekomen, zie nr. 991, laatste alinea). 
Iets over de broodberg. – En over Melchisedek 
en zijn voorbereidingswerken. 
1000. 
In de vroegste tijd, lang vóór Abrahams komst, zag ik hier in de 
spelonken drie mannen wonen, die van een bruiner kleur dan 
Abraham waren. Voor kleding droegen zij slechts huiden en zij 
bonden tegen de zon een groot blad op hun hoofd. 
Ik vermoed dat zij reeds ten tijde van de torenbouw te Babel in 
leven waren, want ik herinner mij, hoewel slechts vaag, dat een 
van hen er niet bij geweest was; zij zullen wel uit het land van de 
grote jager afkomstig geweest zijn, die op de berg woonde. 
“Zo noemt zij, noteert hier Brentano, gewoonlijk Nimrod of Belus.”  
(Gen. 10, 9).   
Het waren mensen van het type van Henoch; zij leidden een heilig 
leven, hadden een eenvoudige geheime godsdienst en bezaten 
allerlei openbaringen (of geopenbaarde waarheden) en zij 
verrichtten eenvoudige bezigheden. In hun godsdienst wilde God 
Fascikel 21 
1864 
 |