Ik heb vergeten te zeggen dat Jezus, toen Hij na zijn bergrede
afdaalde, nog eer Hij de beek Kison overschreed (of één van haar
bovenlopen) een arme melaatse genas, die geheel
verwaarloosd en verlaten was; hij verkeerde reeds 20 jaren in die
ellendige toestand; niemand had hem tot Jezus willen brengen.
Alleen had men hier aan de weg een tenthut voor hem gemaakt.
Jezus ijlde naar hem toe, genas hem en zond hem de
andere achterna naar Nazareth, om zich daar aan
de priesters te vertonen.
Genezing te Soenem van 4 zieken uit een familie.
1003.
Jezus kwam in de avondschemering te Soenem en bezocht er met
Petrus en Joannes het huis van de man, die Hem tot zijn zieke
kinderen geroepen had. Alle kinderen van deze man waren
ellendig.
Een zoon van ongeveer 16 jaren en zeer groot, was doofstom; hij
lag plat op de aarde en kreeg de vreselijkste stuiptrekkingen,
zodat hij zich geheel krom wrong en zijn hoofd tot tegen zijn
hielen trok; niettemin kon hij niet gaan en was volkomen lam.
Een 2e zoon was waanzinnig en door schrikbeelden beangstigd en
twee dochters waren onnozel en mensenschuw, Jezus genas de
stomme krampenlijder nog deze avond.
Petrus en Joannes waren in de stad gegaan.
Ze is zeker niet houdbaar, maar steunt wellicht op een vage herinnering aan
deze broodberg.” Tot hier Brentano, maar wij moeten doen opmerken dat
aan de zuidvoet van de Tabor geen berg of heuvel ligt.
Deze nota zou de lezer kunnen doen geloven of vermoeden dat de
broodberg ten zuiden van de Tabor ligt, maar in nr. 991, voetnoot 507,
benadrukten wij dat K. die berg aanwijst ‘noordelijk van de Tabor’.
Fascikel 21
1869
|