Jezus genas te Taänat-Silo verscheidene zieken
waaronder blinden, waarna Hij met Petrus en Joannes de
stad verliet.
De 4 leerlingen gingen recht naar Bet-Horon, waar Maria, Marta,
Magdalena en de andere Jeruzalemse vrouwen, die Dotan reeds
verlaten hadden, zich nu ook heen begaven; ik meen dat Jezus
daar bij hen zal komen. Hij begaf zich nu op weg naar Antipatris.
Hij ging van Taänat in de richting van Sikem dat Hij, voorbij de
Put van Jakob passerend, rechts liet liggen en kwam westelijk van
de Gerizzim in een dal. Hier namen zij hun intrek in die herberg,
waarin zij ook geweest waren daags vóór Jezus’ gesprek met
Dina. (Bedoeld is de herberg, waar ook het water van het riviertje
niet goed was, zie fasc. 14, nr. 539, laatste alinea, 6 km ten westen
van het grote herdershuis te Awerta; zie ook grote kaart 3; een
puntlijn toont Jezus’ toenmalige weg).
Hier liep een straat van Sikem naar Jeruzalem. (Jezus overnachtte
in de herberg.) Onderweg (nl. tussen Taänat-Silo en de herberg)
vroegen Petrus en Joannes meermalen of Hij niet Aroema of deze
of die stad ter zijde van zijn weg zou bezoeken?
Jezus antwoordde hun dat Hij er niet ontvangen zou
worden en Hij zette zijn weg naar Antipatris voort (en ging
heden nog tot aan de genoemde herberg).
Fascikel 21
1886
|