grondgebied) van Kafar Saba (naam die nog voortleeft in het
naburige dorp Kefr Saba).
Ik heb veel van die stad gezien en weet alleen nog dat in de
Makkabese oorlog een veldheer met name Lysias in Kafar Saba
gelegerd was; het had toen reeds muren en torens. Deze Lysias
werd er keer op keer door Judas de Makkabeeër verslagen; hij
sloot een verdrag met Judas, boezemde andere vijandige volkeren
vrees voor de Joden in en zond bovendien rijke geschenken naar
Jeruzalem voor de wederopbouw van de tempel (cfr. II Makk. 11,
12-21 en I Makk. 3 en 4). Ik zag veel van hem, wat ik niet meer
weet.
Dit geschiedde, terwijl een eerloze kerel, die, zo ik meen,
Sjammaï heet (een andere dan in fasc. 18, nr. 737, voetnoot 367),
in Samaria was, van wie ik eveneens vele bijzonderheden weer
vergeten ben. Later zag ik dat een van de Makkabeeën bij die
stad, welke 6 uren van de zee verwijderd ligt, een muur bouwde
van meerdere uren lang, met van afstand tot afstand een houten
toren. In deze stad zag ik ook Paulus, toen hij naar Cesarea
overgebracht werd (Hand. 23, 31).
9 januari. –
‘s Morgens ging Jezus met Petrus en Joannes en nog verscheidene
mensen naar de stad, zonder een bijzondere ontvangst van de
burgers. Antipatris ligt, naar ik bemerkte, aan een riviertje en het
is door vele enorme bomen omringd. Ook binnen in de stad zijn
vele tuinen en prachtige dreven; ze staat geheel in het groen.
Antipatris is groot en op heidense wijze gebouwd; op de straat
kan men bijna gedurig onder zuilengangen gaan.
Jezus begaf zich naar het huis van een stadsoverste, die Ozias
heet. Hij was hoofdzakelijk om deze man gekomen, wiens
verdriet Hem goed bekend was. Deze man had reeds
gisterenavond een bode naar de herberg buiten de stad tot Jezus
gezonden, om Hem naar zijn huis uit te nodigen, want zijn
Fascikel 21
1898
|