Jeruzalem het Heil niet aanneemt, komt na die toren
de tempel aan de beurt.”
Ook van Joannes’ doop maakte Ozias gewag en drukte de hoop
uit dat Herodes hem voor zijn geboortedag in vrijheid zou stellen.
Jezus antwoordde: “Te zijner tijd zal hij vrij zijn.”
(zal zijn ziel uit haar kerker verlost zijn).
In de synagoge hadden de Farizeeën Hem ook gezegd dat Hij op
zijn hoede moest zijn om door Herodes niet bij Joannes gevangen
gezet te worden, indien Hij op die manier voortdeed; doch deze
bedreiging had Jezus onbeantwoord gelaten.
Jezus vertrok met Petrus en Joannes om 5 uur in de namiddag,
richtte zich uit Antipatris zuidwestwaarts naar Ozensara, dat 4 à 5
uren ervan verwijderd kan liggen.
(Jezus zal spoedig van richting veranderd hebben, zie
VOORREDE nr. 8: Ozensara is in ’t Hebreeuws Oezzen-Seëra en
is het huidige Ghoessaneh, 4 uren ten zuidoosten van Antipatris of
Ras el-Aïn; zie fasc. 2, nr. 61, voetnoot 136).
Hier in Antipatris liggen Romeinse soldaten; hier is een doorvoer
naar de zee van vele, zeer dikke boomstammen tot hout voor de
scheepsbouw. Op hun weg naar Ozensara ontmoetten zij vele
zulke bomen, die onder het geleide van Romeinse soldaten door
zeer grote ossen voortgetrokken werden. Ook worden in deze
omstreken bomen geveld en gekapt.
Jezus onderrichtte meerdere zulke arbeidersploegen.
Zij kwamen laat te Ozensara aan; deze stad is door een riviertje in
twee delen gescheiden. Hier nam Jezus zijn intrek bij bekende
mensen (zelfs verwanten). Hij leerde en vermaande veel
volk dat zich bij zijn herberg verzameld had. Op zijn
weg naar zijn doop is Hij reeds eenmaal hier geweest. Hij
zegende zieke kinderen en genas er enige van.
Fascikel 21
1905
|