background image
Aanstonds na haar aankomst te Betanië betrok Magdalena de
woning van haar overleden zuster, de stille Maria, die haar zo
bemind had; zij bracht de gehele nacht in tranen door, en toen
Marta haar ‘s morgens een bezoek bracht, vond zij haar op het
graf van de overleden stille Maria. Daar lag zij met loshangend
haar en badend in tranen; reeds een hele tijd lag zij daar zo.
De vrouwen uit Jeruzalem waren aanstonds daarheen
teruggekeerd; zij hadden de gehele weg te voet afgelegd en ook
Magdalena had niet anders willen reizen, ofschoon zij nog zeer
zwak, ja, ziek was van de doorstane emoties en bezwijmingen en
de lange reis te voet, iets wat zij volstrekt niet gewoon was; ook
waren haar voeten bebloed van het gaan; de vrouwen die haar
sedert haar bekering onuitsprekelijk beminden, leidden en
steunden haar keer op keer.
Zij was bleek en kwijnde weg in tranen. Niettemin kon zij haar
verlangen om Jezus te bedanken, niet bedwingen: zij verwijderde
zich heimelijk met haar dienstmeid, ging Hem meer dan een uur
ver tegemoet, viel vóór zijn voeten neer en besproeide deze met
tranen van berouw, dankbaarheid en liefde.
Jezus reikte zijn hand, hief haar op en sprak
vriendelijk met haar, ook over haar overleden zuster.
Hij spoorde haar aan in haar voetstappen te treden
en te boeten, zoals deze geboet had, hoewel zij gans
haar leven van zonden vrij gebleven was. Na deze
vermaning keerde Magdalena met haar dienstmeid langs een
andere weg terug.
Jezus verdeelde vóór Betanië zijn leerlingen, waarvan
enige naar Jeruzalem trokken; Hijzelf ging met Petrus en Joannes
in de tuinen van Lazarus, die hun tegemoet kwam en hun, als naar
gewoonte, in de voorzaal de voeten waste en de
welkomsverversing aanbood.
(In fasc. 10, nr. 252 zagen wij dezelfde handeling volbracht worden.  
In fasc. 10, nr. 251, voetnoot 69, kan men nog eens de ligging van 
Fascikel 22
1915