De rotsgrond op de wegen hier in het gewest is wit; ook de kleine
stenen zijn wit.
Nikodemus, Jozef van Arimatea, Lazarus, de Jeruzalemse
vrouwen en Maria zijn heden vroeg weer afgereisd.
Lazarus is naar Jeruzalem: hij heeft 7 dagen dienst in de tempel.
Maria gaat niet over Betanië, maar door Mikmas, waar zij morgen
bij de onderwijzer zal blijven en de sabbat vieren; daarna gaat zij
recht naar Galilea terug; zij had Anna Kleofas en een verwante
van Elisabet bij zich. Deze laatste woont te Safa, (= Jafa), waar
Joannes en Jakobus geboren zijn; zij was met haar naar hier
meegekomen, ik had vergeten dit te zeggen.
Naar Safa is Jezus, van Nazareth uit, heengegaan op de
voorlaatste zaterdag. Hij heeft er enige zieken genezen en
(onenige families) verzoend (fasc. 21, nr. 994).
Ook knechten zijn bij hen (want vrouwen reizen nooit alleen).
Zij hebben de deken van Elisabet meegenomen; een knecht draagt
ze opgerold in een korftas. Ik geloof dat Maria hoofdzakelijk naar
Hebron meegekomen is om deze deken te halen.
Fascikel 22
1946
|