De schade is ook enorm; de bouw was wel een kwartier lang
(of ± 1300 m); hij moest het water naar de tempel brengen en de
onreinheden ervan wegleiden. Drie gewelfde lange gangen
(riolen of kanalen) liepen ver onder de Tempelberg; lange bogen
liepen boven het dal (stadsvallei) naar het zuiden; het water dat
daar uit de vijver Bethesda verloren vloeide, moest naar de tempel
geleid worden (zie fasc. 22, nr. 1024, voetnoot 527).
Tot nog toe was daar, onder de vijver (d.i. in de diepere vallei,
waarin de stads- of Siloëvallei uitmondt) steeds een diep groen
moeras (omdat het overtollige water van de vijver Bethesda de
vallei bestendig slijkerig maakte), maar alles stortte daar nu in en
de afloop is verstopt, alles is in verwarring.
De vijver Bethesda ligt in deze engte (in het beneden-einde van de
stadsvallei) op een hoger niveau (dan de zuidelijker vallei buiten
de stadsmuren) en de vijver krijgt zijn water uit de bron Gihon537.
537 Bron Gihon. – Later werd ze, naar de vijver, ‘Siloëbron’, thans al sedert
lang ‘Mariabron’ en ook ‘bron der trappen’ geheten.
Ze ontspringt in de oosthelling van de heuvel Ofel buiten de loop welke de
oude stadsmuur volgde en lag dus buiten de stad; ze ontspringt in een
rotskamer, 8 m onder de grond en men daalt hierin af met 30 treden, in het
midden door een stoep in twee groepen van 14 en 16 treden verdeeld.
De bron is intermitterend; gemiddeld tweemaal per dag springt het water
bruisend omhoog in een bekken of rotskom van 4 à 5 m lang en 2 m breed
en diep.
***
Fascikel 22
1954
|