De waterleiding liep op hoge, gewelfde bruggen van de vijver
Siloë boven het dal (boven het 5 à 6 m dieper gelegen zuidelijk
dal) van zuid naar noord naar de Tempelberg.
Er stond daar (bij de vijver) een hoge toren, waarin het water door
raderen, met behulp van lederen zakken uit de diepte in de hoogte
opgehaald werd. (Zulk een werktuig heet ‘NORIA’.)
Boven op deze toren stonden mensen, die bij het instorten ver
weggeslingerd werden, doch in het water vielen en zo ongedeerd
(of: in leven) bleven.
De bouwonderneming was al lang aan de gang en werd pas in de
laatste tijd, toen Pilatus gebrek aan bouwstoffen had, aan de
bouwmeesters van Herodes toevertrouwd.
Op het punt waar de vijver Bethesda zijn afloop had, is alles
ingestort en het versperde water zwelt aan als een uitgestrekte
vijver. Alles is hierdoor in grote verwarring.
Oogslag op het lichaam van Joannes.
Ter gelegenheid van de gezanten van Pilatus te Macherus zag ik
het lichaam van de Doper nog steeds, zoals te voren, in zijn kerker
liggen. Nog niemand vermoedt daar zijn dood. De wachten
worden, als naar gewoonte, vóór de voorplaats van de gevangenis
afgelost, en daar zij niet dicht bij de gevangeniscel staan en voort,
zoals te voren, een vertrouweling van Herodes met spijzen er zien
ingaan, zo vermoeden zij niets. Men wil het lichaam er niet uit
verwijderen, omdat daardoor het geheim vóór de tijd zou kunnen
uitlekken.
Ikzelf zie de kerker geheel met licht vervuld en een gedaante als
een engel met een zwaard bij het heilig lichaam staan. Ik meen
steeds: indien zij maar door een spleet in de kerker keken, zij
zouden het niet wagen er binnen te gaan.
Fascikel 22
1956
|