Genezing van een man die 38 jaren ziek geweest
was.
1049.
Daar nu door het groot aantal genezenen een zeker opzien
ontstaan was, doordat er nu hier, dan daar zich één in de vijver
kwam wassen, begaf Jezus zich met Joannes terug naar die
afgelegen uitgang en kwam in de plaats waar de man lag, die
reeds 38 jaren lang ziek was. Dit was een tuinier, één van de
zulken, die ik altijd aan de hagen zie arbeiden. Ook had hij
eertijds balsemstruiken gekweekt, maar nu was hij al zo lang ziek
en hulpeloos, dat hij maar een wrak meer was en hier lag als een
arme, aangewezen op de openbare onderstand en de
overgeschoten brokken der andere zieken. Hij stond ook, dewijl
hij reeds vele jaren hier lag, bekend als de ongeneesbare.
Jezus sprak hem aan en vroeg hem of hij gezond
wilde worden. De man die volstrekt niet vermoedde dat Jezus
hem wilde genezen, en die dacht dat Jezus hem zonder meer
vroeg waarom hij hier lag, antwoordde dat hij geen helper had,
geen dienaar of vriend om hem naar de vijver te dragen, wanneer
het water in beweging kwam. Terwijl hij erheen kroop, waren
anderen hem telkens voor en hadden de trappen die naar de vijver
leidden, reeds ingenomen.
Jezus zei hierop nog meer tot de man en stelde hem
zijn zonden voor ogen en wekte het berouw in hem
op, en zei hem dat hij niet meer in onkuisheid mocht
leven noch tegen de tempel lasteren, want dat hij
daardoor vroeger zich die straf op de hals had
gehaald. Doch Hij sprak hem ook moed in, zeggend
dat God bereid is alle mensen weer in genade te
ontvangen en te helpen, indien zij zich rouwmoedig
weer tot Hem wendden. En nu de man, aan wie nooit zulk
een troost ten deel was gevallen en die in de diepste ellende
gedompeld lag en geheel te gronde was gegaan en die ook
Fascikel 22
1995
|