background image
1070.
Jezus nodigde nu de joodse stadsoversten uit om met
Hem naar de Romeinse opzichter van de gevangenen
te gaan; Hij verlangde de meest verlatene vrij te
kopen.
Dit alles werd openbaar ten aanhoren van veel volk gezegd en de
Farizeeën achtten het niet raadzaam zijn voorstel en verzoek af te
slaan.
Toen Jezus zich nu met zijn leerlingen tot de Romeinse hoofdman
begaf, volgde hen veel volk, dat Hem hogelijk prees. Deze
hoofdman was veel menslievender dan de Farizeeën, die uit
boosheid en hebzucht een hoge losprijs eisten, zodat Jezus voor
menigeen het vierdubbele moest betalen.
Daar Hij die sommen thans niet bij zich had, zo gaf Hij als pand
een driehoekig geldstuk, waaraan een perkament hing; hierop
schreef Hij enige woorden, waarbij Hij beloofde de schuld te
zullen uitbetalen met de prijs van het kasteel te Magdalum, dat
Lazarus op het punt stond te verkopen. De hele verkoopsom
hadden Magdalena en Lazarus bestemd tot steun en hulpverlening
aan armen, ongelukkige schuldenaars en zondaars. Dit landgoed
was aanzienlijker en veel meer waard dan de eigendom te
Betanië.
Het stuk geld had zijden van ongeveer drie duim lang (zowat 7,6
cm) en in het midden een ingeprent opschrift, dat de waarde ervan
vermeldde. Met één van zijn hoeken hing het stuk aan een soort
metalen kettinkje, bestaande uit enkele aaneengeschakelde
langwerpige plaatjes en hieraan was het beschreven stuk
perkament, de oorkonde van overeenkomst, vastgehecht.
Nadat dit geschied was, liet de hoofdman de arme gevangenen te
voorschijn brengen. Jezus en de leerlingen hielpen
moeder), aan de westelijke ingang van de straat van Gibraltar (de zuilen van
Hercules), het tegenwoordige Tanger of Tandsja.
Fascikel 22
2039