daarbij met de grootste liefde. Velen werden uit donkere
holen gehaald en waren geheel in lompen, half naakt en met haren
bedekt. Velen onder hen waren zeer zwak en ziek; zij vielen
wenend vóór Jezus’ voeten, die hen troostte en
vermaande. Hij liet ze kleden, baden, spijzigen en
voorzag in hun woning en vrijheid, maar toch nog onder
toezicht, in de buurt van gevangenis en ziekenhuis, tot de losprijs
binnen weinige dagen betaald zou zijn. Zo ging het ook met
de gevangen vrouwen. Allen werden gespijzigd.
Jezus en de leerlingen bedienden ze en verhaalden
nogmaals de parabel van de verloren zoon.
Ondertussen waren de Farizeeën er knarsetandend vandoor
getrokken.
Zo was dit huis van ellende op eenmaal met vreugde vervuld, en
de gehele gebeurtenis scheen mij een voorafbeelding en voorspel
te zijn van de verlossing der oudvaders uit het voorgeborchte der
hel, waarin Joannes na zijn dood de nabijheid van de Verlosser
aankondigde (nrs. 2014-2015).
Jezus en de leerlingen sliepen nogmaals in het huis (herberg) vóór
Tirza.
Deze gebeurtenissen zijn het, die Herodes aangebracht werden en
die zijn aandacht meer op Jezus vestigden, zodat Hij zei: “Is
Joannes soms niet uit het graf opgestaan?” (Mt. 14, 2) en daarna
zelfs wenste Hem te zien (Mk. 6, 14; Lk. 9, 8; cfr. 23, 8).
Wel had hij reeds vroeger door de algemeen verspreide geruchten
en door Joannes van Jezus gehoord, maar er geen bijzonder
belang aan gehecht. Nu echter zijn geweten hem bezwaarde, was
hij op alles zeer aandachtig; hij woont in Hesebon en heeft al zijn
soldaten samengetrokken, ook Romeinen, die hij bezoldigt. Die
van Gischala, Tiberias, enz. zijn allen daar gelegerd.
Ik vermoed dat hij binnenkort met Aretas, de vader van zijn
eerste, verstoten vrouw, in oorlog zal komen.
Fascikel 22
2040
|