Met Jezus waren daar ook de 2 soldaten van Macherus verkleed
aangekomen, en 2 leerlingen van Jeruzalem.
Zij waren na Jezus’ afreis door Lazarus langs de rechte weg door
Samaria gezonden geworden, en bij Azanot, waar Magdalena’s
(2e) bekering begon, weer bij Jezus gekomen
(fasc. 21, nr. 986; dus is Jezus niet langs Tiberias naar Damna
gekomen, maar van de Tabor recht naar het noorden gereisd tot
Nimrin van waar Hij oostwaarts de weg gevolgd heeft parallel
met de duivenvallei, de wadi Hamam).
Onder de verwanten van Jezus waren hier 3 dochters van Anna uit
haar 2e en 3e huwelijk (nr. 2236); zij waren alle 3 getrouwd met
herders, die ook uit de stam van David waren, doch door een
andere vrouw van David afstamden; zij woonden op de buiten in
de omgeving van Sefforis.
- Één dochter van Anna’s 2e man is ouder dan Christus en heeft
volwassen kinderen; zij heeft jongelingen bij zich.
- De 2 andere dochters van Anna zijn jonger en uit haar 3e
huwelijk; deze hebben hun kinderen niet bij zich;
zij alle leiden een leven gelijkend op dat van Joakim en Anna.
Ik heb altijd gezegd dat Anna die huwelijken moest aangaan,
omdat haar zegen niet uitgeput was, en omdat deze drie goede
moeders uit haar nog moesten voortkomen. Er was daar een
geheim aan verbonden, dat ik niet meer duidelijk kan verwoorden.
Ook waren hier verscheidene neven van Jozef, zonen van een
broer (of neef) van hem uit Dabrat (ten oosten van de Tabor), uit
Nazareth en uit het dal Zabulon; er waren nog andere hier, ook de
weduwe van Naïm, enz.
1073.
Alle hier verzamelden vestigden Jezus’ aandacht op de grote
volkstoeloop te Kafarnaüm; deze beschreven zij als alle begrip te
boven gaand; zij vertelden de uitlatingen, bedreigingen en
kuiperijen van de Farizeeën tegen Hem en de leerlingen.
Fascikel 22
2045
|