background image
het Meer zijn de dalen en hoogten bedekt met mensen, die
allemaal op Jezus wachten; zij komen uit alle delen van het land,
ook uit Syrië, Arabië, uit Fenicië, ja, van het eiland Cyprus (cfr.
Mt. 4, 25-26).
In de vroege morgen bezocht Jezus Serobabel, Kornelius en
Jaïrus. Deze is nu met gans zijn familie grondig bekeerd; men
heeft hem als ambtenaar afgezet. De dochter is nu gezonder,
bescheiden, zedig en godvruchtig.
Jezus begaf zich hierop in het genezingshuis in de stad (bij de
poort, door K. ook leerhuis genoemd.) Hij vond het vol zieken.
Ook waren hier nu heidenen, wat voortijds nooit het geval was
geweest. De menigte was zo groot dat de leerlingen toerustingen
hadden moeten maken, om de ene hoger dan de andere te leggen.
Niet alleen Jezus werd overal opgezocht, maar ook de apostelen
en leerlingen werden overal bijgeroepen en om hulp gesmeekt.
“Gij zijt een leerling van de Profeet, zeiden de mensen, ontferm u
dus over ons en leid ons tot Hem.”
Jezus en de apostelen en zowat 24 leerlingen
predikten en heelden de gehele morgen. Hier waren ook
bezetenen, die Jezus (als de Zoon van God) uitriepen en die
door Jezus van hun duivelen bevrijd werden. Hier
waren de Farizeeën niet, maar wel vele bespieders en
halfslachtigen.
Nadat Jezus vele zieken genezen had, begaf Hij zich
in de zaal, waarheen vele genezenen en andere
mensen Hem volgden en daar predikte Hij.
Ondertussen zetten een deel van de leerlingen hun genezingen
voort, een ander deel was rondom Jezus in de zaal.
Hij handelde over de acht zaligheden en verhaalde
verscheidene parabelen. Ook over het gebed leerde
Hij, waarin men moet volharden en dat men nooit
mag onderbreken.
Fascikel 22
2048