background image
Hij deed hetzelfde met de vissen. Naar gelang Hij de
stukken afbrak, overhandigde Hij die aan de
helpende leerlingen.
1086.
Saturninus die naast Jezus stond, legde telkens een deel van de vis
op een stuk brood en een jeugdige leerling van Joannes de Doper,
een herderszoon, – hij is later bisschop geworden – legde op elke
portie nog een stukje honigraat. Nochtans zag men de vissen niet
merkelijk verminderen en ook de honigraten schenen
vermenigvuldigd te worden.
Taddeüs legde de stukken brood, waarop een stuk vis en een
stukje honig lag, in de platte korven; deze werden het eerst naar
de groepen van 50 gedragen, omdat deze de hevigste honger
hadden.
De terugkerende ledige korven werden aanstonds door andere,
reeds gevulde verwisseld en deze spijziging duurde 2 uren lang,
tot allen spijs gekregen hadden en verzadigd waren.
Degenen die vrouw en kinderen hadden en van de andere mannen
afgezonderd lagen, kregen een zo grote portie, dat deze voldoende
was voor hen en heel hun gezin. De mensen dronken water dat
men in lederen zakken op de berg had gebracht. De meesten
hadden drinkhoornen bij zich van spiraalvormig opgerolde bast in
de vorm van een papieren puntzak, of ook holle kauwoerden
(kalebassen) waaruit zij dronken574.
574 Die twee soorten drinkgerei zijn reeds genoemd in een soortgelijke
omstandigheid bij Berota, fasc. 14, nr. 505 en over de vrucht kalebas en het
soort kalebas, die zich als fles laat gebruiken, staan enige regels in fasc. 13,
nr. 418 en voetnoot 180.
Fascikel 22
2070