(Onverstaanbare mededeling, rivierverwarring, zie VOORREDE,
nr. 11).
Het ene deel van de stad ligt hoger, het ander lager, naar het
Jordaandal toe. Hier zijn Joden en heidenen, Jezus was ten huize
bij mensen, met wie Hij op hun verzoek naar hier meegekomen
was. Hij genas deze morgen verscheidene zieken in de
huizen en predikte hier en daar; de apostelen
verspreidden zich in de omstreken, heelden en predikten.
‘s Avonds ging Jezus met al zijn leerlingen naar de
synagoge en hield daar de sabbatlering, waarin ook
van het bouwen van de tempel door Salomon sprake
was (I Kon. 5e en 6e hoofdstuk.)
1 Koningen 5
De toebereidselen tot de bouw van de tempel
1. Chiram nu, de koning van Tyrus, zond zijn dienaren naar Salomo, omdat hij gehoord had,
dat men hem tot koning gezalfd had in de plaats van zijn vader, want Chiram was altijd met
David zeer bevriend geweest.
2. En Salomo liet aan Chiram zeggen:
3. Gij weet, dat mijn vader David niet in staat was voor de naam van de HERE, zijn God, een
huis te bouwen wegens de oorlog, die zij van alle kanten tegen hem voerden, totdat de HERE
hen onder zijn voetzolen gelegd had.
4. En nu heeft de HERE, mijn God, mij rust gegeven allerwegen; er is geen tegenstander en
generlei onheil.
5. En zie, ik denk voor de naam van de HERE, mijn God, een huis te bouwen, zoals de HERE
mijn vader David toegezegd heeft: uw zoon, die Ik in uw plaats op uw troon zal zetten, die zal
dat huis voor mijn naam bouwen.
6. Gebied dan, dat men voor mij cederen van de Libanon velle, en laat mijn knechten uw
knechten helpen, en het loon uwer knechten zal ik u geven geheel zoals gij het bepalen zult,
want gij weet, dat onder ons niemand is, die zoveel verstand heeft van bomen vellen als de
Sidoniërs.
7. Zodra Chiram de woorden van Salomo hoorde, verheugde hij zich zeer en zeide: Geprezen zij
heden de HERE, die aan David een wijze zoon gegeven heeft over dit talrijke volk.
8. En Chiram liet aan Salomo zeggen: Ik heb gehoord wat gij mij hebt laten zeggen; ik zal alles
doen wat gij wenst, betreffende het cederhout en het cypressehout.
9. Mijn knechten zullen het van de Libanon naar de zee brengen, en ik zal het in de zee aan
vlotten leggen (en ze vervoeren) tot aan de plaats die gij mij zult opgeven, en ze daar uit
elkander slaan, zodat gij het kunt halen; gij echter moet mijn wens vervullen door spijze te
leveren voor mijn hof.
10. Zo gaf Chiram aan Salomo voortdurend cederhout en cypressehout, zoveel als hij wenste,
11. terwijl Salomo aan Chiram twintigduizend kor tarwe als voedsel voor zijn hof gaf en twintig
kor olie van gestoten olijven; dit gaf Salomo aan Chiram jaar op jaar.
12. De HERE nu had Salomo wijsheid geschonken, zoals Hij hem had toegezegd. En er was
vrede tussen Chiram en Salomo, en die beiden sloten een verbond.
13. En koning Salomo riep uit geheel Israël een lichting op voor herendienst; de lichting
bedroeg dertigduizend man.
Fascikel 23
2109
|