1105.
15 februari; Sabbat. –
Jezus zette heden de sabbatlering nog voort en leerde
ook weer, gelijk over het algemeen in de laatste tijd,
uit de profeet Malakias. Velen bereidde Hij ook voor
op de doop: Joden en heidenen die Hij in de namiddag in hun
stadswijken bezocht. In de hof der baden bij de beek, die de stad
in tweeën verdeelde, werd gedoopt.
‘s Avonds sloot Hij de sabbatlering en de Farizeeën
begonnen Hem opnieuw verantwoordelijk te stellen voor de
onregelmatigheid van de leerlingen in het vasten.
Jezus bracht de Farizeeën hun gierigheid en
onbarmhartigheid als tegenverwijt in en sprak: “De
leerlingen eten na veel arbeid, wanneer niet alleen
zij, maar ook de anderen te eten hebben. Maar
hebben de anderen honger, dan staan zij het hunne
aan die anderen af, en God zegent hun liefdedaad.”
Hij herinnerde daarbij aan hetgeen zij bij de brood-
vermenigvuldiging gedaan hadden, hoe zij bij die
gelegenheid hun broden en hun vissen aan de
hongerigen afgestaan hadden en Hij vroeg hun of zij
ooit iets dergelijks gedaan hadden.
Hij herhaalde hier ook nog het een en ander van wat
Hij gisteren reeds gezegd had.
Na het sluiten van de sabbat verliet Jezus de stad; zij reisden
noordwaarts en lieten Safed links en sliepen ‘s nachts in ledige
tenthutten van een legerplaats van heidenen, die hier gekampeerd
hadden. Tot hier konden zij een weg van wel 3 uren afgelegd
hebben.
Jezus leerde onderweg gedurig over het gebed;
Hij legde hun het Onze Vader naar zijn geestelijke
betekenis uit en zei hun dat zij tot nog toe geen
Fascikel 23
2113
|