background image
20. Gij zult de ram slachten, van zijn bloed nemen en het strijken aan de rechter oorlel van
Aäron en aan die van zijn zonen, aan hun rechterduim en aan hun rechter grote teen, en gij
zult de rest van het bloed rondom op het altaar sprengen.
21. Gij zult van het bloed, dat op het altaar is, en van de zalfolie nemen en sprenkelen op
Aäron en op zijn klederen, en ook op zijn zonen en op de klederen van zijn zonen; en hij zal
heilig zijn, hij en zijn klederen, en ook zijn zonen en de klederen van zijn zonen.
22. Gij zult van de ram nemen het vet, de vetstaart, het vet dat de ingewanden bedekt, het
aanhangsel aan de lever, de beide nieren, het vet dat daaraan zit, de rechterschenkel – het is
een ram ter inwijding –,
23. één brood, één geoliede broodkoek en één dunne koek uit de korf met ongezuurde broden,
die voor het aangezicht des HEREN is.
24. Gij zult alles op de handen van Aäron en op die van zijn zonen leggen en gij zult dat
bewegen als een beweegoffer voor het aangezicht des HEREN.
25. Daarna zult gij het van hen aannemen en op het altaar op het brandoffer in rook doen
opgaan tot een liefelijke reuk voor het aangezicht des HEREN; het is een vuuroffer voor de
HERE.
26. Vervolgens zult gij de borst van de ram ter inwijding voor Aäron nemen en die bewegen als
een beweegoffer voor het aangezicht des HEREN, en zij zal u ten deel vallen.
27. Zo zult gij de beweegborst heiligen en de hefschenkel, die bewogen en geheven zijn van de
ram der inwijding, die zowel voor Aäron als voor zijn zonen is.
28. Het zal ten behoeve van Aäron en ten behoeve van zijn zonen tot een altoosdurende
verplichting zijn voor de Israëlieten, want dat is een heffing, en als zodanig zal zij geheven
worden van de Israëlieten, van hun vredeoffers, hun heffing voor de HERE.
29. De heilige klederen nu van Aäron zullen voor zijn zonen na hem zijn, om hen daarin te
zalven en te wijden.
30. Zeven dagen zal de priester, die uit zijn zonen in zijn plaats komen zal naar de tent der
samenkomst, om in het heiligdom dienst te doen, ze aantrekken.
31. De ram der inwijding zult gij nemen en zijn vlees koken op een heilige plaats.
32. Aäron en zijn zonen zullen het vlees van de ram en het brood dat in de korf is, eten bij de
ingang van de tent der samenkomst.
33. Zij zullen dan eten die dingen, waarmede verzoening gedaan werd, om hen te wijden en te
heiligen, maar een onbevoegde zal er niet van eten, want het is iets heiligs.
34. Indien er van het vlees der inwijding en van het brood overblijft tot de morgen, zult gij het
overgeblevene met vuur verbranden, het zal niet gegeten worden, want het is iets heiligs.
35. Gij zult voor Aäron en zijn zonen zó doen, naar alles wat Ik u geboden heb; gedurende
zeven dagen zult gij hen wijden.
36. Dagelijks zult gij een stier als zondoffer ter verzoening bereiden en het altaar ontzondigen,
doordat gij er verzoening over doet; gij zult het zalven om het te heiligen.
37. Zeven dagen zult gij over het altaar verzoening doen; gij zult het heiligen en het altaar zal
allerheiligst zijn; ieder die het altaar aanraakt, zal heilig zijn.
Het dagelijks morgen- en avondoffer
38. Dit is, wat gij op het altaar zult bereiden: twee éénjarige lammeren, geregeld elke dag.
39. Het éne lam zult gij in de morgen bereiden en het andere lam zult gij in de
avondschemering bereiden,
40. benevens een tiende fijn meel aangemaakt met een vierde hin gestoten olie, en een
plengoffer van een vierde hin wijn voor het éne lam.
41. Het andere lam zult gij in de avondschemering bereiden; zoals het morgenspijsoffer en het
daarbij behorende plengoffer zult gij het bereiden tot een liefelijke reuk, een vuuroffer voor de
HERE,
42. een dagelijks brandoffer voor uw geslachten bij de ingang van de tent der samenkomst
voor het aangezicht des HEREN, waar Ik met u zal samenkomen, om daar tot u te spreken.
Fascikel 23
2152