26 februari. –
Gessoer is een grote schone stad; hier ligt een garnizoen
Romeinse soldaten. De vele heidenen en Joden wonen hier
gescheiden in eigen stadswijken, maar zijn in hun omgang toch
zeer gemeenzaam en vermengd, en daarom worden de Joden van
hier zeer veracht door de overige Joden. Van Gessoer waren vele
Joden en heidenen bij Jezus’ rede op de berg der acht zaligheden
geweest.
Ook hebben de apostelen die hier onlangs waren, enige van hun
zieken genezen. Hier was ook een genezen blinde, die het gezicht
teruggekregen had bij de prediking, die vóór de
broodvermenigvuldiging plaats had.
De man van Maria de Sufanietin is van hier, maar nu woont hij
weer bij haar te Ennon.
1128.
Hier heeft zich Absalom eens een tijdlang opgehouden, na voor
David gevlucht te zijn, want zijn moeder Maäka was de dochter
van een koning van Gessur, die Tolmaï heette (I Kron. 3, 2; II
Sam. 3, 3).
Fascikel 23
2161
|