background image
Jezus in het huis van Enuë.
1141.
11 maart. –
Deze morgen preekte Jezus weer bij de stad op een
verheven plaats voor een talrijke, samengestroomde
menigte en genas ook vele zieken. Zo deden ook de
leerlingen. Daarna werden vele aalmoezen, spijzen en
klederen uitgedeeld. Hiervoor hadden Enuë gezorgd, de van
bloedvloeiing genezen vrouw, die hier woonde, en ook haar nog
heidense oom met de leerlingen.
Ik geloof dat Jezus reeds gisteren voor een bezoek door deze
familie aangesproken werd, want de oom wenste heden in zijn
huis gedoopt te worden.
Hier, vóór de stad, kwamen deze morgen bij Jezus terug de 3
apostelen en bijna alle leerlingen, die Hij bij Ornitopolis naar
Tyrus, Kaboel en Aser uitgezonden had.
Zulk weerzien is telkens zielroerend; zij reiken elkander de
handen en omarmen mekaar. Hij had hen naar hier ontboden.
De voeten werden hun door de andere leerlingen en nog andere
mensen gewassen, en dan namen zij aanstonds deel aan de
uitdeling van spijzen en aalmoezen en aan de genezingen.
zoetmurmelende watervallen, de nabijheid van indrukwekkende,
beschuttende bergen (cfr. Gal. II, 315).
Enige meters ten zuiden van de zuidelijke rivier bestaat nog een poort met
een stuk muur, waarvan de onderste lagen tot de Romeinse stad behoord
schijnen te hebben.
Het lijkt ons vreemd dat Jezus, alvorens Cesarea te bezoeken, 5 uren verder
naar het zuiden trekt en dan om zeggens evenver op zijn stappen
terugkeert, maar K. geeft er ons de reden van: Hij vermeed de aanwezigheid
van de tetrarch.
Zo legt Jezus ook wel eens een weg van meerdere uren af, om een
schamele, noodlijdende mens te helpen.
Fascikel 23
2181