1146.
Zij begonnen nu zeer boosaardig, nijdig en minachtend met Jezus
daarover te redetwisten. Daarna vroegen zij Hem ook nog wat
voor eisen Hij zijn leerlingen durfde te stellen!
Immers, een jongeling, die zich hier onder hen bevond, had zijn
beklag bij hen over Jezus gedaan. Hij was rijk en geleerd en had
zich vroeger met nog anderen aan Jezus als leerling willen
opdringen, en Jezus had hem verscheidene voorwaarden
gesteld, die ik niet meer alle weet, b.v. vader en moeder te
verlaten en al het zijne aan de armen te geven, en
nog andere punten.
Deze had zich nu hier weerom aan Jezus voorgesteld, maar hij
wilde zijn vermogen behouden en besturen, waarop Jezus
hem niet had aangenomen.
Deze was het, die nu bij de Farizeeën stond en zij vroegen Hem
wat voor ongehoorde en onmogelijke zaken Hij van de mensen
vereiste.
En nu kwam ook die jonkman nog met allerhande woorden en
eisen van Jezus voor de dag, die hem te zwaar gevallen waren – ik
ben ze vergeten – en hij beriep zich op de apostelen als getuigen,
die het gehoord hadden en het niet konden loochenen.
Dit bracht de apostelen in grote verlegenheid, daar zij tegen
dergelijke opwerpingen niet voorbereid waren, noch er bescheid
mee wisten. Door dit zwijgen van de apostelen aangemoedigd,
verweten de Farizeeën Hem weer dat Hij met louter onwetend
volk rondzwierf, dat deze jongeling Hem te geleerd was geweest
en dat Hij hem daarom afgewezen had. Jezus antwoordde
hun zeer streng, liet hen verder staan spotten en begaf zich op
reis.
Vóór de stad onderrichtte Jezus de apostelen en
leerlingen en zond hen vervolgens oostwaarts en
noordoostwaarts naar tamelijk verre steden; zij hadden
Fascikel 23
2188
|