background image
Jezus in de burg van Regaba.
1148.
14 maart. –
De leerlingen die gisteren tot Jezus kwamen, droegen een
knapzak, die met een band over de schouders op rug en borst
neerhing. Het pak op de rug bestond uit lichte mandjes van bast,
die gevuld waren met brede, opengesneden, gezouten en
gedroogde vissen; ze lagen in stapels op elkaar geperst. In het
pak op de borst waren broden, ook in stapels op elkaar getast, en
ook wel potten met honingraten, enz. De mensen bij ons dragen
bij lange niet zo gemakkelijk als de Joden.
Jezus werd deze morgen hier reeds weer omstuwd
door een enorme menigte mensen, die zijn lering
aanhoorden en de menigte werd tenslotte zo talrijk, dat Hij
zich verwijderen moest om in de wildernis te ontwijken.
Het was even na de middag, toen Hij aankwam in de burg
Regaba, die een kwartier achter de stad op een berg gelegen was.
Ook hier waren verbazend vele mensen en daaronder was veel
volk van de karavaan.
1149.
De burg schijnt in de rots gehouwen, maar er omheen, dicht erbij,
liggen enige rijen huizen, en ook van binnen zijn er verscheidene
huizen en een synagoge.
Hier vonden 6 apostelen, die, van Cesarea uit, oostwaarts in de
nabije steden gegaan waren, Jezus terug.
De andere waren verder getrokken; zij zijn ook in de stad
Astarot geweest, die niet verre van het meer Fiala ligt.
(Astarot 2 is onbekend).
Het waren Petrus, Andreas, Joannes, Jakobus de Meerdere,
Filippus en Jakobus de Mindere.
Fascikel 23
2192