background image
een kampeerplaats voor reizigers, met overblijfselen van wallen.
Ook was daar een heuvel en een langwerpig rechthoekig rotsstuk,
gelijk een grote naakte rotsbank, waaraan de reizigers plachten te
gaan aanliggen om te eten. Afgezien daarvan was het gewest zeer
eenzaam en afgelegen. Dieper lagen kleine dalen en bochten
verspreid, waarin ezels en ander rundvee graasden. Vele mensen
waren reeds boven op de bergvlakte, terwijl andere van alle
kanten er nog naar opstegen.
Jezus besloot hier zijn leer over de acht zaligheden en
hield de slotrede van de zogenaamde grote
bergprediking. Hij leraarde uiterst krachtdadig en
zielroerend. Vele vreemdelingen en heidenen waren aanwezig,
in het geheel wel 4.000 mensen, de vrouwen en kinderen hier niet
inbegrepen.
Tegen de avond onderbrak Jezus even zijn lering en in
deze rustpoos zei Hij tot Joannes, dat de mensen Hem nu
reeds drie dagen achterna gelopen kwamen, dat Hij
hen nu voor lang moest verlaten en dat Hij hen
daarom nu niet met zulk een honger huiswaarts
wilde zenden.
Joannes antwoordde Hem: “Hier zijn wij volop in de woestijn; wij
zouden ver moeten gaan om brood te krijgen. Moeten wij hun
misschien bessen en vruchten die in de omstreken nog aan de
bomen hangen, gaan verzamelen?”
Maar Jezus wedervoer: “Vraag aan de andere
leerlingen hoeveel broden zij hebben!”
Dezen antwoordden: “7 broden en 7 kleine vissen.”
Maar het waren toch vissen van wel een arm lang.
Fascikel 23
2207