geen teken zal het gegeven worden dan het teken
van Jonas de profeet.”
En ik hoorde bovendien dat Hij hun een aantal weken
noemde, waarna hun het teken van Jonas gegeven
zou worden en ik bemerkte dat het einde van dat
aantal weken juist met zijn kruisiging en verrijzenis
samenviel.
Dan liet Hij hen staan en ging met de apostelen naar het Meer en
besteeg het schip van Petrus (cfr. Mt. 16, 4). Andere leerlingen
hadden het reeds gereed gelegd en zij voeren eerst een eind in de
richting van de overkant en dan – het was ondertussen donker
geworden – lieten zij zich afdrijven met de stroom van de Jordaan
(die van noord naar zuid midden door het Meer vloeit).
Daarna stuurden zij het schip uit de stroom een weinig naar het
oosten en sliepen in het schip op de grenzen (dus bij de kust) van
Magdala en Dalmanoeta.
Nota van Brentano. – “Volgens de H. Evangeliën (Mt. 15, 39 + 16, 1 en
Mk. 8, 10‐11) schijnen de Farizeeën op het gebied van Dalmanoeta of
Magedan tot Jezus gekomen te zijn, maar de zuster bevestigde
uitdrukkelijk dat de Evangelist eerst geheel de reis van Jezus zonder
meer heeft aangeduid en daarna dit bepaalde feit, dat op die reis
voorgevallen was, heeft vermeld, met verwaarlozing van de
plaatsomstandigheden. Zij beweerde zeer uitdrukkelijk dit zo gezien
te hebben.” Aldus Brentano.
Tot een soortgelijke verwaarlozing van de omstandigheid van plaats
kan men besluiten in een ander geval door de vergelijking van
Matteüs 15, 21‐22 met Markus 7, 24‐25.
Fascikel 23
2211
|