background image
Vaartocht op het Meer. – Jezus onderricht de
apostelen.
1158.
21 maart = 3 Nisan. –
Ik heb Jezus met de leerlingen niet uit het schip aan land zien
gaan; zij roeiden het Meer af en tevens naar het midden, waar de
Jordaan het Meer doorkruist, en daar lieten zij het schip
voortdrijven, door het roer alleen bestuurd; zij brachten (het
overige van) de nacht afwisselend door met slaap, geestelijk
gesprek en gebed op bepaalde uren.
Daarna zich uit de stroom loswerkend en opwaarts roeiend,
naderden zij het land. Zij roeiden, maar wanneer zij geen
gunstige wind hadden, gingen ook wel enige scheepslieden op de
oever en sjouwden het schip met koorden voort.
Zo lagen zij gisteren op deze vaart op de grenzen van Magdala en
Dalmanoeta stil en sliepen op het schip (tussen 20 en 21 maart).
Deze morgen nu, (zoals reeds gezegd), naderden zij de andere
oever en roeiden in het westelijk gedeelte van het Meer buiten de
stroom weer opwaarts. Toen was het dat zij bemerkten geen
brood meegenomen te hebben; slechts één brood was op het schip
voorradig.
Hier vertelde de zienster beknopt de vermaning, berisping
en waarschuwing van Jezus tegen het zuurdeeg van
de Farizeeën, zoals de evangelisten het beschreven
hebben. (Mt. 16, 5-12; Mk. 8, 14-21).
Heden vrijdag voeren zij langzaam het Meer weer op en Jezus
gaf hun vele onderrichtingen. Hij sprak over zijn
naderende verheffing, zijn lijden en vervolgingen.
Hij verklaarde hun duidelijker dan ooit dat Hij de
Christus, de Messias was. Zij hoorden en verstonden alles en
geloofden het ook, maar zij vergaten het ook weldra weer, doordat
Fascikel 23
2212