zij het niet lang met hun gewoon menselijke opvattingen konden
overeenbrengen en hun gewone manier van denken spoedig weer
de overhand kreeg; zij lieten weer de loop aan hun aardse
denkbeelden en gingen niet dieper op zijn woorden in; zij
aanzagen zulke uitlatingen voor diepe profetische leringen
(waarmee zij in de praktijk niet veel rekening dienden te
houden).
1159.
Hij sprak hun ook over zijn reis naar Jeruzalem en de
vervolging die Hem daar te wachten stond. Men zou
zich aan Hem ergeren en het zou zo ver komen, dat
men met stenen naar Hem zou gooien (cfr. Joa. 8, 59).
Hij zegde nog: “Degene die niet al zijn bezit en al de
zijnen verlaat, en, in Mij gelovend, Mij niet tot in
mijn vervolging navolgt, die kan mijn leerling niet
zijn.”
Ook sprak Hij over de reizen en de vele en moeilijke
werken, die er vóór zijn verheffing nog te doen
waren, en zei dat nog velen, die afvallig geworden
waren, terug zouden keren.
Toen vroegen zij of ook diegene terugkeren zou, die eerst zijn
vader had willen begraven, en of Hij hem niet zou aanvaarden,
daar hij, volgens hun mening, dit wel scheen te verdienen.
Maar Jezus beschreef hun diens gemoedsgesteldheid en
hoe hij aan het aardse verslaafd was.
Meteen hoorde en begreep ik dat de uitdrukking ‘zijn vader
begraven’ een zinnebeeldige manier van spreken was, waardoor
de regeling en verdeling van het erfgoed tussen hem en zijn oude
vader aangeduid werd. Zo was het zijn bedoeling zich van zijn
vader vrij te maken en zijn erfdeel in zekerheid te stellen.
Toen Jezus de gehechtheid van die mens aan zijn
tijdelijk bezit en goed aldus in het licht stelde, riep
Fascikel 23
2213
|