aangezicht gevestigd en dan zei Hij: “Maar Gij dan, voor
wie houdt GIJ Mij?”
Niet één voelde lust om te antwoorden, behalve Petrus, die
ogenblikkelijk in kracht en vuur schoot. Hij trad met één voet
geestdriftig in de kring, en, met de hand plechtig getuigend, zei
Hij, met grote kracht en luidop, als was hij de stem en tong en tolk
van allen: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!”
Jezus antwoordde hem met grote ernst; zijn stem
klonk krachtig en bezield; zijn voorkomen was
bovennatuurlijk, majestueus en profetisch; het
goddelijke straalde uit Hem; Hij scheen te schitteren
en van de aarde opgeheven en Hij sprak deze
woorden: “Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jonas, want
vlees noch bloed hebben u dit geopenbaard, maar
mijn Vader, die in de hemel is. En Ik zeg u: gij zijt
een rots en op die rots zal Ik mijn Kerk bouwen en de
poorten der hel zullen haar niet overweldigen, en Ik
zal u de sleutels van het Hemelrijk geven. Wat gij
bindt op aarde, dat zal in de hemel gebonden zijn,
en wat gij op aarde ontbindt, dat zal ook in de
hemel ontbonden zijn!”
Ik zag dat Petrus de woorden van Jezus, die een profetie waren,
door dezelfde geest volkomen begreep, door Wie hij zijn geloof in
Jezus’ Godheid had beleden. Hij was er geheel van doordrongen.
Maar de overige apostelen schrikten verrast, en zagen elkander en
Petrus en Jezus met vrees aan, toen Petrus met zulk een geestdrift
en bezieling zei: “Gij zijt de Christus, de Zoon van God!”
Ja, zelfs Joannes gaf zijn schrik zo onomwonden te kennen, dat
Jezus achteraf, terwijl Hij met hem alleen wandelde,
hem over zijn verwondering ernstig berispte.
Fascikel 23
2223
|