background image
Beide vertakkingen komen 100 m verder aan bij de ingang van het eigen
domein. Beide domeinen liggen binnen de omtrek of ringmuur van een
reusachtige burcht, die in het noordoosten een derde deel van de bergvlakte
bedekt; ze werd in 1210-1213 door de Saracenen gebouwd tot een basis
voor hun krijgsoperaties tegen St. Jean d’Acre (Akko).
Het domein van de Grieken neemt de noordelijke helft van die burcht in,
dat van de Franciscanen de zuidelijke; hun oppervlakte is ongeveer
dezelfde, maar de Franciscanen zijn in het bezit van de voornaamste heilige
plaatsen, terwijl de Grieken alleen kunnen roemen op het bezit van de grot
van Elias.
Zodra men de poort van het Franciscaanse eigendom ingetreden is, ziet
men aan het einde van een 400 m lange laan, op het hoogste punt, niet ver
van het oostelijk einde van de bergvlakte het grootse heiligdom van de
gedaanteverandering oprijzen.
Voor de kerk bereikt is, liggen aan beide zijden van de weg resten van oude
gebouwen en de verblijven van de paters. Daar rijst ook de zogenaamde
Saraceense toren op.
De bergvlakte verlengt zich nog 300 m achter de basiliek en loopt enigszins
scherp uit.
***
Op de plaats en in de bodem waar de basiliek oprijst, vinden wij de
bijzonderheden terug, welke K. in haar verhaal aanstipt.
Alzo ondermeer “De gedaanteverandering had plaats op het hoogste punt
van de berg; Jezus begaf zich met zijn leerlingen in een wat dieper plaats bij
een rots, die een spelonk vormde als een poort; men kon er ook dieper
onder gewelven ingaan; hier onderrichtte Hij zijn leerlingen, bad Hij en
veranderde van gedaante.”
De kerk heeft inderdaad een crypte en deze was voorheen, in de oude kerk,
tweemaal zolang als nu; ze strekte zich uit, niet alleen onder het verste
gedeelte van de Kerk, maar ook onder de voorste helft; ze was dus onder de
eerste kerk tweemaal zo uitgestrekt als nu. Deze crypte, die zich onder de
gehele kerk uitstrekte, was zonder twijfel de grot die volgens K. tot diep in de
berg drong. Naderhand kan het gewelf weggenomen of ingestort zijn,
daarna de westelijke helft gevuld, zodat alleen nog overbleef de crypte in de
oostelijke helft van de tegenwoordige kerk.
Fascikel 24
2279