Hierop las Brentano haar de onderrichtingen van Jezus voor, die
in het Sint-Lukas-evangelie bij deze geschiedenis aansluiten en zij
sprak: “Ik herinner het mij! Dit alles heeft Jezus op deze reis en
in de loop van de volgende dagen geleerd.” (Lk. 12, 15-59).
12. Want de heilige Geest zal u op het eigen ogenblik leren, wat gij zeggen moet.
De rijke dwaas
13. Iemand uit de schare zeide tot Hem: Meester, zeg tot mijn broeder, dat hij de erfenis met
mij dele.
14. Hij echter zeide tot hem: Mens, wie heeft Mij tot rechter of scheidsman over u aangesteld?
15. Hij zeide tot hen: Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht, want ook als iemand
overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit.
16. En Hij sprak tot hen een gelijkenis en zeide: Het land van een rijk man had veel
opgebracht.
17. En hij overlegde bij zichzelf en zeide: Wat moet ik doen, want ik heb geen ruimte om mijn
vruchten te bergen.
18. En hij zeide: Dit zal ik doen: ik zal mijn schuren afbreken en grotere bouwen en ik zal
daarin al het koren en al mijn goederen bergen.
19. En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, gij hebt vele goederen liggen, opgetast voor vele jaren,
houd rust, eet, drink en wees vrolijk.
20. Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist en wat
gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn?
21. Zó vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God.
Fascikel 24
2300
|