Reden van de onmacht der apostelen.
Enige leerlingen waren naar Dotaïn vooruitgegaan om de herberg
te bestellen. Nadat Jezus in die herberg aangekomen was en zij
zich de voeten gewassen en een verversing genomen hadden,
gingen zijn leerlingen met Hem ter zijde, want hier waren ook
vele terugkerende Farizeeën, schriftgeleerden en andere reizigers.
Ter zijde vroegen de leerlingen Hem: “Waarom hebben wij die
stomme duivel niet kunnen uitdrijven?”
Jezus antwoordde: “Om uw ongeloof, want indien gij
een waar geloof hadt, slechts zo groot als een
mosterdzaadje, gij zoudt tot die berg daar kunnen
zeggen: “Hef je weg van hier naar daar”, en hij zou
zich verplaatsen, en niets zou u onmogelijk zijn.
Maar DIT soort duivelen kan men slechts door het
gebed en het vasten uitdrijven.”
Verder deelde Hij hun nog menige voorwaarde mee,
die men vervullen moest om de weerstand van de
duivel te breken.
Hij beklemtoonde hoe het geloof de handeling bezielt,
levendig en krachtig maakt, maar ook hoe het geloof
zelf door vasten en gebed versterkt wordt, aangezien
men zichzelf daardoor onttrekt aan de macht van de
vijand, die men uit anderen wil verdrijven.
Hij sprak ook nog lang over de verschillende soorten
van bezetenen en van de verschillende wijzen om ze
te bevrijden.
Samenkomst van Jezus met Maria te Dotaïn.
Deze avond kwamen hier van Jeruzalem (cfr. nr. 1023, einde) ook
de H. Maagd en vier andere van de verwante vrouwen aan. Enige
knechten van Lazarus vergezelden hen met ezels, die met een
Fascikel 24
2303
|