Jezus ging in de huizen van vele armen en vrienden; men bracht
Hem de kinderen en Hij zegende ze en gaf hun
geschenken. Maar op de markt, waar aan de ene zijde de oude
synagoge staat, en aan de andere zijde de nieuwe, door Kornelius
gebouwde, waren aan de ene kant hallen of zuilengangen vóór de
huizen. Hier begroetten de schoolkinderen Jezus en naderden tot
Hem vele moeders met hun kinderen. Jezus had gedurende
zijn rondgang op verscheidene plaatsen geleerd. Nu
zegende Hij hier de kinderen en onderrichtte hen en
liet aan de rijke, zowel als aan de arme kinderen een
gelijk kleedje uitdelen. De weldoeners en verzorgsters der
Gemeente hadden die kleedjes verschaft en de vrouwen van
Jeruzalem hadden ze meegebracht; zij kregen ook vruchten,
schrijftafeltjes en andere geschenken.
1204.
Gedurende deze uitdeling onderrichtte Jezus nog de
leerlingen en het volk, en daar de leerlingen Hem
nogmaals vroegen wie de grootste in het Hemelrijk
was, riep Jezus de welgestelde vrouw van een
koopman tot zich; ze stond met haar vierjarig zoontje in de
deur van haar huis op enige afstand. Zij liet haar sluier neer en
naderde met haar zoontje.
Jezus nam het en de moeder trok zich terug. Hij omhelsde
het knaapje en stelde het de leerlingen voor in hun
midden – nog vele andere kinderen stonden er omheen – en
Jezus sprak: “Wie niet wordt gelijk de kinderen, zal
niet in het Hemelrijk komen. Wie een kind in mijn
naam opneemt, neemt Mij op, ja, neemt ook Hem op
die Mij gezonden heeft. En wie zich verootmoedigt
gelijk dit kind, die zal de grootste in het Hemelrijk
zijn.”
Toen Jezus van het opnemen in zijn Naam sprak, viel Joannes
Hem in de rede; zij hadden zich immers verzet tegen iemand die
Fascikel 24
2310
|