background image
Zij had op 19 Kislew (8 december) dezelfde woorden “Zalig de
schoot, enz.” hier onder een lering van Jezus reeds uitgeroepen en
Jezus had haar geantwoord: “Ja, veelmeer zalig zij,
die Gods woord aanhoren en het bewaren!”
En sedertdien had zij haar uitroep van toen, samen met het
antwoord van Jezus, gedurig in de mond als een schietgebed van
liefde en godsvrucht.
Zij was naar hier tot de H. Vrouwen gekomen en had veel van
haar goed aan de Gemeente van Jezus geschonken. (zie fasc. 20,
nr. 930).
Jezus onderwees op de voormelde manier zijn
leerlingen en het volk op de markt tot het begin van
de sabbat. Dan leerde Hij in de synagoge. Hier ging
het in de lezing over de reiniging van de melaatsen
(Lev. 14), en over de hongersnood in Samaria.
Leviticus 14
1. De HERE sprak tot Mozes:
2. Dit zal de wet voor de melaatse zijn ten dage van zijn reiniging: hij zal tot de priester
gebracht worden,
3. en de priester zal uitgaan buiten de legerplaats; wanneer de priester hem beziet en het
blijkt, dat de plaag der melaatsheid genezen is, van de melaatse is geweken,
4. dan zal de priester gebieden voor hem die gereinigd moet worden, twee levende, reine
vogels te nemen, ook cederhout, scharlaken en hysop.
5. De priester zal gebieden de ene vogel te slachten boven een aarden pot met levend water.
6. De levende vogel echter zal hij nemen benevens het cederhout, het scharlaken en de hysop,
en hij zal die met de levende vogel dopen in het bloed van de vogel die boven het levende
water geslacht is.
7. En hij zal hem die van de melaatsheid gereinigd moet worden, zevenmaal besprenkelen en
hem reinigen, en de levende vogel zal hij in het open veld laten wegvliegen.
8. En hij die gereinigd moet worden, zal zijn klederen wassen, al zijn haar afscheren en zich in
water baden, en hij zal rein zijn: daarna zal hij in de legerplaats komen, maar zeven dagen
buiten zijn tent blijven.
9. Op de zevende dag zal hij al zijn haar afscheren: zijn hoofd, zijn baard en zijn wenkbrauwen,
al zijn haar zal hij afscheren, zijn klederen wassen en zijn lichaam in water baden; en hij zal
rein zijn.
10. En op de achtste dag zal hij twee gave schapen nemen, en één eenjarige gave ooi en drie
tienden efa fijn meel als spijsoffer, aangemaakt met olie, en één log olie.
11. En de priester die de reiniging voltrekt, zal de man die gereinigd moet worden, met dit alles
stellen voor het aangezicht des HEREN, bij de ingang van de tent der samenkomst.
12. De priester zal het ene schaap nemen en het tot een schuldoffer offeren met het log olie, en
hij zal ze bewegen als beweegoffer voor het aangezicht des HEREN.
Fascikel 24
2314