de onthouding, gebed, eerbaarheid en zelfbeheersing
van de ouders, die de heilige mannen en profeten
aan de wereld geschonken hebben.
Hij verklaarde dit alles met parabelen aan de
landbouw ontleend, met de gelijkenissen van het
zaaien, van het verwijderen van onkruid en stenen
uit de akker, van het vredig rusten van de akkers,
van Gods zegen over een akker, die rechtvaardig
verworven werd.
1211.
Ook leerde Hij hoofdzakelijk in uitvoerige
uiteenzettingen over de wijnteelt, het wegsnijden van
overtollige ranken, beeld van het uitroeien der
onbeheerste hartstochten in onszelf, waaruit louter
hout en bladeren, geen druiven voortkwamen, d.i.
boze, onnuttige kinderen, die, in plaats dat zij zegen
brachten, als onkruid de tarwe verstikten.
Hij sprak ook over ranken van een betere kwaliteit,
over deugdzame families, verbeterde wijnbergen,
veredelde, bekeerde geslachten.
Hij weidde uit over hun stamvader Abraham en diens
heiligheid, over het verbond van de besnijdenis, en
hoe al zijn nakomelingen door hun losbandigheid
en veelvuldige vermenging met de heidenen nu weer
verwilderd en ontaard waren.
Voorts sprak Hij over de heer van de wijnberg, die nu
zijn Zoon zond, maar hoe het Dezen zou vergaan.
(Mt. 21, 33-46).
Allen waren tot in de ziel bewogen en velen weenden. Hoewel de
meesten Hem niet (in alles) verstonden, voelden velen zich toch
innerlijk tot het goede opgewekt.
Fascikel 24
2329
|