20. Weer een ander zeide: Ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen.
21. En de slaaf kwam terug en berichtte zijn heer deze dingen. Toen werd de heer des huizes
toornig en zeide tot zijn slaaf: Ga aanstonds de straten en stegen der stad in en breng de
bedelaars en misvormden en blinden en lammen hier.
22. En de slaaf zeide: Heer, wat gij hebt opgedragen, is geschied en nog is er plaats.
23. En de heer zeide tot de slaaf: Ga de wegen en de paden op en dwing hen binnen te komen,
want mijn huis moet vol worden.
24. Want ik zeg u: Niemand van die mannen, welke genodigd waren, zal van mijn maaltijd
proeven.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Jezus had door de leerlingen vele armen bij het huis
laten roepen. Nu vroeg Hij aan de Farizeeër of zij
deze maaltijd voor Hem hadden aangericht?
Zij antwoordden: “Natuurlijk!”
Jezus betuigde hun hiervoor zijn dank en (gezien
alles het zijne was) liet Hij na de maaltijd al wat
overschoot, aan de bijgeroepen armen uitdelen.
Fascikel 24
2344
|