ootmoedig hun begeerte voorleggen om met zijn onderhorigen
huwelijken aan te gaan; zij verklaarden zich zelfs bereid de
besnijdenis aan te nemen, maar Jakob verwierp onvoorwaardelijk
hun verzoek.
1233.
Later kwam nu deze verdreven bijzoon van Juda zich met zijn
familie onder hen vestigen (d.i. onder de heidenen, die reeds
vroeger verlangd hadden zich met het geslacht van Jakob te
vermengen) en hij werd uiterst welwillend ontvangen om reden
van het genoemde verlangen, dat hen nog steeds bezielde, om zich
met de stam van Jakob te vermengen, en zijn kinderen gingen met
deze heidenen huwelijken aan.
Hoe wonderbaar komt hier Gods Voorzienigheid en
barmhartigheid aan het licht, doordat die begeerte van deze ruwe
heidenen naar verbinding met de heilige stam, waarop de Belofte
rustte, niet helemaal verworpen werd, en doordat, dank zij later
lotgevallen, een verbannen bijzoon uit die stam hen nog veredelen
kwam.
Niettegenstaande hun ontaarding door de gemengde huwelijken,
had zich nochtans één familie onder hen rein en rasecht bewaard
en werd naderhand door Elias, die hier in het gewest veel
verkeerd heeft (cfr. fasc. 9, nr. 210, voetnoot 8), in de Wet
onderwezen.
Salomo had zich veel moeite gegeven om hen weer met de Joden
te verenigen, zonder daar evenwel in te slagen. In oorlogen
kwamen er vele om, vooral onder hen die zich met de heidenen
vermengd hadden. Nu zijn er nog een honderdtal deugdzame
mannen van zuivere afkomst onder hen. Elias heeft hen het eerst
weer met de kudde verenigd; zij behoorden tot Israëls verloren
schapen.
Hier riep de vertelster uit: “Ach! waarom moet ik al die
onnodigheden zien?! Welk nut is daar voor mij in gelegen? Ach!
Fascikel 24
2385
|