Een kleine vloot lag tot de overvaart gereed. Een groot
vrachtschip behelsde de pakken, het reisgoed en veel vee, in het
bijzonder vele ezels. De Cyprische Joden die van het paasfeest
terugkeerden, namen plaats in tien roeischepen, die ook zeilen
hadden. Bij hen waren ook Jezus en zijn leerlingen en nog andere
reizigers ingescheept. Ongeveer 5 van deze roeischepen lagen
met lange kabels vast aan de zijden en bij de voorsteven van het
vrachtschip en ze trokken het voort. De 5 overige zeilden er
omheen. Al de schepen hadden ook, gelijk het schip van Petrus
op het Meer van Tiberias, hoge roeibanken om de mast met
daaronder rustplaatsen. Op één van deze schepen stond
Jezus bij de mast en hield een toespraak; Hij zegende
land en zee en zij voeren af.
Nu zag ik vele vissen de kleine vloot volgen. Vele daaronder
hadden zonderlinge, vreemde snuiten en waren wel acht voet
lang. Ze zwommen mee, terwijl ze rond de schepen speelden en
hun koppen boven het water uitstaken, alsof ze toeluisterden675.
Overvaart naar Cyprus.
1242.
1 mei. –
Ik heb Jezus tijdens de overvaart genezingen zien
doen en leren. Het schip waarop Hij zich bevond, was aan de
ene zijde van het grote vrachtschip met nog andere vastgehecht,
en ook aan de andere zijde waren roeischepen. Deze roeischepen
aan weerszijden trokken het vrachtschip voort en ze waren
bovendien ook van zeilen voorzien. Bij een zeer kalme zee ging
-
“Wij zagen de zon te 7 uur langzaam dalen en in de zee met grote
majesteit ondergaan.” schreef in Judea V. Guérin (Jud. II, 249-250).
675 De vissen die spelend en de koppen boven water stekend volgen, zijn
dolfijnen. Ze vergezellen vaak een tijdlang voorbijvarende schepen, terwijl
ze spelend op- en onderduikelen.
Fascikel 24
2399
|