de vaart zo ongewoon snel en onder het prachtigste weer, dat de
scheepslieden en Joden en heidenen uitriepen: “Wat een
gelukkige vaart. Dat komt zeker van U, o Profeet!”
Doch Jezus die op het verhoog bij de mast stond,
zegde hun te zwijgen en alle eer alleen te geven aan
de almachtige God, van Wie alle goed komt (Jezus
houdt nog steeds zijn Godheid verborgen).
Hij hield ook een toespraak over de enige almachtige
God, over zijn wonderbare werken en de nietigheid
van de afgoden der heidenen, over de nabije, of
liever, reeds aangebroken tijd, waarin de zaligheid,
het hoogste heil en geluk van de mensen, op aarde
gekomen was, en ook nog over de roeping van de
heidenen tot het Heil. Deze lering van Jezus was
hoofdzakelijk afgestemd op de heidenen.
Op de schepen waren ook een klein aantal vrouwen, doch van de
mannen afgezonderd. Ik zag vele mensen op de schepen
onpasselijk worden; zij werden in hoge mate duizelig en lagen, als
gingen zij sterven, in hoeken en kanten en waren aan pijnlijke
brakingen onderhevig. Ook op Jezus’ schip waren
meerdere zulke zieken en Jezus genas hen en dan
riep men ook van de andere schepen tot Jezus om
hulp en Hij genas allen uit de verte.
1243.
Ik heb hen op het schip zien eten; men maakte vuur in een
metalen vat; ik zag hen geen vlees braden, maar zij deden iets in
heet water, waarin het smolt; het waren lange, bruine, heldere,
taaie opgerolde repen; zij plooiden de reep en braken er stukken
van af, en deze glansden op de breuk zoals lijm.
(Is wellicht bedoeld ‘dibbs’, d.i. bruin gestold druivensap?
of gestolde balsem? (une espèce de sucre de raisin.)
(Géogr. univ. V, 98)? Dit product smelt in warm water. (’t H. L.
3e jg. 85; 9e jg. 13).
Fascikel 24
2400
|