De weg naar de stad was zeer vast, met fijn zand bedekt en met
prachtige bomen overlommerd. (Zulke vaste wegen zijn de
macadamwegen van die tijd, die bekomen worden door het
stampen van zandsteen, cfr. ‘t H. L. 1940, blz. 46).
Ook stond op de top van deze open-lucht-verzamelplaats een
brede en zeer dichtgebladerde boom met zulke sterke takken, dat
men er in kon zitten als in een loofhut.
De herberg van Jezus.
Jezus en de zijnen werden door de oversten in een groot
hallenhuis (4, huis of herberg der rabbijnen) gebracht, dicht bij
hun woning (3) en bij de synagoge (2) en daar overnachtten zij.
Ik herinner me niet meer bepaald of zij niet eerst in het grote huis
van de oudsten (3) geweest waren; ook niet of zij deze avond een
eigenlijke maaltijd of enkel maar een kleine collatie hebben
genomen.
Jezus genas nog enige waterzuchtigen, die men Hem op
het binnenhof van zijn herberg (4) op draagbedden aanbracht. Dit
huis was een groot gebouw, waarin men geleerden en reizende
rabbijnen herbergde (cfr. fasc. 12, nr. 399, 12 januari; zo’n huis of
herberg behoorde tot een aanzienlijke synagoge). Dit huis was
prachtig gebouwd in de heidense stijl met zuilen rondom (vandaar
de naam ‘hallenhuis’, door K. hierboven gebruikt). Het binnenste
was een ruime zaal met verheven terrassen (zitbanken) en
leerstoelen tegen de wanden (mit erhöhten Terrassen und
Lehrstühlen an den Wänden), maar op de effen grond lagen tegen
de wanden bedden opgerold en men kon tentdaken, die hogerop
aan de wanden opgeschort waren, neerlaten, zodat ieder bed een
Fascikel 24
2413
|