Hij sprak ook zeer wonderbaar over Jezus en zei dat hij Hem voor
meer dan een profeet hield en het niet waagde te zeggen wie Hij
was; dat de beloften nu in vervulling gingen; dat allen zich
gelukkig moesten achten zulke onderrichtingen en openbaringen
uit zulk een mond te vernemen, de hoop en de troost van Israël te
hebben mogen beleven (cfr. Lk. 2, 25-32). Hierdoor ontstond een
grote ontroering onder het volk en velen weenden van vreugd.
Dit geschiedde in het bijzijn van Jezus, die onder zijn leerlingen
bedaard ter zijde stond.
Hierna ging Jezus met de zijnen de maaltijd bij de oudste nemen.
Hier was het gesprek zeer levendig; zij verzochten Jezus dringend
bij hen op Cyprus te blijven; zij spraken van de voorzeggingen
van enige profeten, noemden vervolgingen en smarten, die men
op de Messias toepaste, maar zij wensten dat zo iets Hem
bespaard mocht blijven. (Vele rabbijnen namen terecht aan dat in
Jes. 53 het lijden van de Messias voorspeld is.)
Dan vroegen zij Hem of Hij soms de Voorloper van de Messias
was, maar Jezus antwoordde dat Joannes dit was en
dat Hij hun verzoek bij hen te blijven, niet kon
voldoen.
Een der aanwezigen die in Palestina was geweest, bracht het
gesprek op de haat van de Farizeeën tegen Jezus en liet zich zeer
hard tegen hen uit, maar Jezus duidde hem zijn strenge
beoordeling ten kwade; Hij trachtte hun handelwijze
milder uit te leggen en hun schuld te verminderen.
Hierbij viel mij in dat ik heden mijn oppasseres kwaad van
anderen hoorde spreken en haar daarover niet zacht genoeg
berispt had. Ik dacht: “Helaas! Helaas! dit woord van Jezus is
ook voor mij!”
1258.
Op de volgende wijze werd ik heden andermaal betrokken in mijn
visioen. Ik zag dat op enige plaatsen de mensen de tarwe
begonnen af te snijden, hoewel het nog niet de eigenlijke oogsttijd
Fascikel 24
2437
|