background image
Alle heidenen stonden verbaasd over zijn eerbied voor Jezus,
want bij Jezus’ aankomst daalde de landvoogd van zijn terras af,
vatte Jezus bij de hand met een doek, die hij in zijn ene hand
hield, en drukte haar met zijn andere hand, waarin hij het ander
einde van de doek hield, en maakte meteen een middelmatige
buiging. Hierna besteeg hij met Jezus het terras.
Hier sprak Hij nu zeer vriendelijk met Jezus en stelde benieuwd
allerlei vragen.
-
Hij had vernomen, zo sprak hij, dat Hij een wijze leraar was en
dat Hij de joodse Wet eerbiedigde; dat Hij verbazende
wonderen deed en hij vroeg of al die geruchten, die over Hem
de ronde deden, waarachtig waren.
-
Van wie Hij zulk een macht gekregen had, of Hij, ja, de
beloofde Vertrooster, de Messias van de Joden was.
Hij wist wel dat de Joden een Koning verwachtten en of Hij nu
deze Koning was?
-
Met welke macht Hij zijn rijk in bezit hoopte te krijgen.
-
Of Hij ergens krijgsvolk in reserve had, of Hij hier op Cyprus
misschien strijdkrachten onder de Joden kwam werven?
-
Of het nog lang zou duren, eer Hij zijn macht zou ontplooien
en als heerser optreden?
Veel dergelijke vragen stelde de landvoogd aan Jezus met een
vriendelijke ernst, met een zichtbare ontroering en eerbied.
Maar Jezus antwoordde hem zeer algemeen en
onbepaald, zoals Hij reeds vroeger aan overheden op
zulke vragen geantwoord had, bij voorbeeld: “Ge zegt
het! zo gelooft men; de tijd van de Belofte is
aanstaande; de profeten hebben het aldus voorzegd!”
Op de vraag betreffende zijn Rijk en krijgsvolk,
antwoordde Jezus dat zijn Rijk niet van deze wereld
was, dat de koningen van deze wereld soldaten
nodig hebben, maar dat HIJ de zielen van de
Fascikel 25
2445